Een school kan nooit een lerende organisatie worden
Boek: Queeste naar goed werk. Over krachtige professionals in een lerende organisatie
Schrijver: Manon C.P. Ruijters
Recensent: Bert Peene
Wat vraagt het van professionals om krachtig te zijn, wat moeten ze dan kennen en kunnen? Die vraag vormde de aanleiding tot Ruijters’ nieuwste boek, ‘Queeste naar goed werk’, dat overigens feitelijk haar opgepluste oratie is bij het aanvaarden van het ambt van hoogleraar aan de VU Business School. Evenals in haar vorige boek, ‘Je Binnenste Buiten. Over professionele identiteit in organisaties’ (2015), laat zij zich opnieuw inspireren door vraagstukken die in de praktijk over het hoofd worden gezien. Welke kennis is daarover in de theorie al beschikbaar, maar bereikt de praktijk nog niet? En dat blijken er opnieuw best wat te zijn.
Allereerst de suprematie van het denken in competenties, dat intussen in vrijwel iedere organisatie de ruggengraat van HRM in het algemeen en talentmanagement in het bijzonder vormt. De focus op competenties heeft het leren en ontwikkelen te veel versmald, schrijft ze. Als we willen dat professionals zelfstandiger en flexibeler in hun werk staan, is het niet voldoende ze naar een opleiding te sturen. Een opleiding brengt weliswaar nieuwe kennis en vaardigheden – competenties – maar lang niet altijd de ontwikkeling die nodig is om professionals weer eigenaar van hun eigen werk te laten worden en de bijdrage te laten leveren die we in nieuwe contexten nodig hebben. We willen professionals die zelf bepalen wat in een bepaalde situatie goed werk is en daartoe schiet het competentiedenken tekort. Competenties hoeven wat Ruijters betreft niet de deur uit, ‘maar het zou goed zijn om meer nuance te zoeken.’ Ze doelt daarbij met name op een her- of opwaardering van deugden, zoals praktische wijsheid, flexibiliteit, mildheid en eigenzinnigheid. Professionele ontwikkeling moet ook gericht zijn op het beantwoorden van morele vragen, zoals: wanneer doe ik het als professional goed? Geef ik bijvoorbeeld een leerling, tegen beter weten in, toch nog een tweede kans of verwijs ik hem na één keer doubleren al naar een andere opleiding?
Nadat zij de dynamiek achter de krachtige professional heeft beschreven en onderzocht, maakt Ruijters de stap naar teams en groepen en dan met name naar het samenspel daarbinnen. Tussen de enorme hoeveelheid literatuur over (de ontwikkeling van) teams lijkt dat een weinig boeiend verhaal te worden, maar niets is minder waar. Want zoals zij eerst voor bescheidenheid onder die hard competentiedenkers pleit, nuanceert zij in het tweede deel van haar boek het belang van alle aandacht voor teamontwikkeling. De hedendaagse teams zijn namelijk niet meer de teams waarop veel theorie gestoeld is. De vaste teams in een stabiele positie verdwijnen langzaamaan. Bovendien ben je als professional geen lid meer van één team, maar van gemiddeld acht teams. Van het team havo bovenbouw, je eigen vakgroep en de werkgroep internationalisering bijvoorbeeld, terwijl je daarnaast ook nog lesgeeft in de onderbouw van het vwo, dat weer een team op zich vormt. Daarom is er volgens Ruijters simpelweg niet de tijd en ruimte om in elk van die teams te investeren in het sociale weefsel. Dat behoren tot diverse teams doet een sterk beroep op je professionele identiteit, je tolerantie voor diversiteit, begrip voor anderen en op je kwaliteiten in het samenspel. Daarom wordt teamontwikkeling steeds meer vervangen door teamleren en daartoe moeten professionals vaardig worden in de onderzoekende dialoog; ‘inquiry’, zoals dat in de vakliteratuur wordt genoemd.
Ruijters’ teksten over ‘de krachtige professional’ en ‘het soepele samenspel’ zijn boeiend, uitstekend leesbaar en prikkelend, zoals dat ook voor haar andere boeken geldt. Daarom heeft ook haar nieuwste boek mij een zomer(vakantie) lang bezig gehouden. Vooral haar zoektocht naar een antwoord op de vraag wat een lerende organisatie nu precies is, leverde meer dan voldoende food for thoughts. In tegenstelling tot wat in het gangbare discours wordt gesuggereerd, is een lerende organisatie niet meer dan een abstractie, een gedachtenconstructie. Een lerende organisatie kun je daarom nooit worden of zijn, want, in Senge’s woorden: je bent nooit ‘arrived’. De opmerking ‘wij zijn een lerende organisatie’ is dan ook onterecht. Ik ben zo vrij dit één-op-één door te vertalen naar de professionele leergemeenschap (PLG), de onderwijsvariant van de lerende organisatie, en dat zal voor menig schoolleider even slikken zijn. Want een van de meest begeerde hebbedingetjes in het onderwijs is momenteel toch wel de PLG. Dat klinkt wat negatief, maar het is wel wat er gebeurt. In de filosofie heet dat ‘reïficeren’: het ‘verdinglijken’ van abstracties (met het doel ze te kunnen beheersen). Daarmee worden de bewegingen van mensen ontkend.
Een andere overtuiging die eraan moet geloven, is die van een-leven-lang-leren. Onzin, concludeert Ruijters op basis van gedegen literatuuronderzoek. Leren in organisaties betekent onder meer het zorgvuldig bewaken van de balans tussen disruptie en behouden-wat-je-hebt.
Recent onderzoek wijst uit dat de professionaliseringsbereidheid onder de schoolleiders groot is, maar dat ze wel het liefst van en met elkaar leren. Het lijkt me zonder meer raadzaam dat ze daarbij relevante literatuur als leidraad kiezen. ‘Queeste naar goed werk’ is daarvoor een absolute must.
Bert Peene is opleider en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.
Ingezonden recensie
Recensent: Manon van der Garde, Teamleider 3 t/m 6 vwo bij Gerrit van der Veen College, Amsterdam
Rapportcijfer: 7,5
De lezer wordt in dit boek van Manon Ruijters meegenomen in haar zoektocht naar goed werk. Een reis via professionals, samenwerken en lerende teams en hoe dat met elkaar verbonden is. Ruijters nam ons al in eerdere boeken mee in haar onderzoek naar de manier van leren. Ze is een wetenschapper met oog voor de praktijk. Dit boek moet dan ook een brug slaan tussen vraagstukken en ontwikkeling rond leren in de praktijk. Voor de lezer blijft het boek echter voor een groot deel hangen in wetenschappelijke verwikkelingen en dat leest niet altijd even prettig.
In het eerste deel verschaft Ruijters ons inzichten en een denkkader vanuit de praktijk naar de theorie van de ontwikkelingen in organisaties. Het tweede deel in het boek start vanuit een theoretische strategische kaart naar de praktijk. Hierbij wordt vooral gekeken vanuit het kader van het bouwen van lerende organisaties van Marsick en Watkins.
Ruijter biedt wel mooie nieuwe inzichten, zoals de winst die te behalen is door als team te kijken naar de eigen normen, reflectie en verbetering. En dat verbinding met buiten bijdraagt aan goed werk. Een organisatie is immers geen gesloten systeem en een school al helemaal niet.
Ingezonden recensie
Boek: Human Being Management - De vernieuwende managementfilosofie
Schrijver: Ed Baas
Recensent: Carin Gabriels, Teamleider bij Pontes Pieter Zeeman; Locatie Zierikzee
Dit boek beschrijft hoe toegepaste psychologie van grote waarde kan zijn als je het inzet voor jezelf en in je organisatie. Het start bij het bewustzijn dat naast onze cultuur, onze natuur/opvoeding onbewust grote invloed heeft op wie we zijn en wat we doen.
Als je door zelfreflectie je bewust wordt van je onbewuste handelen en je daarbij gaat begrijpen waar dit gedrag zijn oorsprong vindt, kun je besluiten dit voortaan anders te gaan doen waardoor je bewust gaat kiezen voor hetgeen je doet. Van onbewust onbekwaam naar bewust bekwaam. Zoals het in HBM genoemd wordt: de Circle of Change.
In het boek worden de vier stappen van de Circle of Change uitgewerkt en vertaald naar de invloed hiervan op zowel het individu als op het team en de organisatie.
Human Being Management is helder geschreven, in een vlotte schrijfstijl en voorzien van duidelijke afbeeldingen. Zaken worden duidelijk uitgelegd en aan het eind van ieder hoofdstuk volgt een samenvatting van de belangrijkste zaken.
Leidinggevenden die vanuit de menselijke maat leiding geven, zullen ongetwijfeld veel in dit boek herkennen. Voor andere type leidinggevenden kan het een eye-opener zijn. Hoe dan ook: ik vind dit boek een echte aanrader!