Boek: Innovatie.jij.nu
Niet de robots, maar wij zijn aan zet

Schrijvers: Henk Volberda, Kevin Heij,
Menno Bosma

Innovatie vereist een andere manier van organiseren

Recensent: Bert Peene

Innovatie is een must. Als er iets is wat het huidige tijdsgewricht duidelijk maakt, is dat het wel. Ook voor het onderwijs. Alle pleidooien vanuit belangenorganisaties ten spijt, wordt het tekort aan docenten echt niet opgelost met extra geld uit Den Haag. Dat los je niet op, daarmee moet je anders omgaan. En ‘anders’ wil zeggen: op een innovatieve manier. Zo bezien zou ‘Innovatie Jij.nu’, dat Henk Volberda samen met Kevin Heij en Menno Bosma schreef, een belangrijke bron van inspiratie kunnen zijn.  

Innovatie Jij.nu wil zeggen: innovatie die niet alleen vanuit de manager, maar ook vanuit de medewerker komt. In hun boek ontvouwen de auteurs de werking en het effect daarvan. Een waarschuwing voor de lezer is echter wel op zijn plaats. Volberda et al. schrijven vooral over innovatie in het bedrijfsleven en dan met name bij grote spelers, zoals DSM, papierfabriek Coldenhove en uitzendorganisatie YoungCapital. Je moet als onderwijsprofessional dus wel over voldoende ‘vertaalcompetentie’ beschikken om behalve inspiratie ook de nodige handvatten uit het boek te kunnen halen. 

Daartoe leent de ‘Schijf van Vijf’ zich waarschijnlijk het best. ‘Net als voor mensen is er voor organisaties een Schijf van Vijf,’ aldus de auteurs. ‘Die helpt om gezond en toekomstbestendig te blijven.’ De Schijf van Vijf voor organisaties bestaat behalve uit het cluster R&D, ICT en technologie uit de vier zogenaamde hefbomen van sociale innovatie die in het boek behandeld worden: zelforganisatie, dienend leiderschap, slimmer werken en co-creatie. Ik licht de eerste twee kort toe. 

Over zelforganisatie is de laatste jaren al heel wat geschreven. Wie zich in het onderwerp verdiept, vallen meteen drie dingen op: teams staan centraal, die teams ontwerpen en besturen zichzelf (grotendeels) en leiderschap is contextueel. Zelforganisatie bestaat in gradaties: van zelfroosteren, via zelfsturen en zelforganiseren tot zelfondernemen. De voordelen van zelforganisatie worden doorgaans breed uitgemeten, maar de praktijk wijst uit dat zelforganisatie zeker niet vanzelf gaat. Een terugkerend probleem is dat in de aanloop naar zelforganisatie onvoldoende aandacht geschonken wordt aan het ontwikkelen van zelforganisatiecompetenties. Volgens Volberda et al. komt zelforganisatie het best van de grond in een omgeving met hoog opgeleide medewerkers die over een breed palet aan vaardigheden beschikken. Zij noemen met name nieuwe kennis kunnen analyseren, communiceren en combineren met andere kennis. Mensen ook die meer open staan voor taakverbreding.  

En dat lijkt me in het voortgezet onderwijs zeker een uitdaging. ‘Een belangrijk overeenkomstig kenmerk is dat docenten niet altijd beschikken over reflecterend vermogen,’ meldt Marant Interstudie in 2015. ‘Ze kunnen onvoldoende reflecteren op hun houding en gedrag en zien niet of nauwelijks hun eigen aandeel in de situaties binnen of buiten de klas die problemen veroorzaken (externe attributie).’ Een jaar later stelt Jansen in de Wal in het verslag van zijn promotieonderzoek: de leermotivatie van vo-docenten is niet optimaal.  

Dan die tweede hefboom: dienend leiderschap. Het begrip is niet nieuw. Het stamt uit de jaren zeventig van de vorige eeuw, maar beleeft deze eeuw een ware revival. Dienend leiderschap zou een sleutelfactor zijn bij het aanjagen van medewerkersbetrokkenheid en een innovatieve houding. Toch zijn ook hier enige kritische kanttekeningen op hun plaats. Jeroen Seegers noemt het in ‘Leiders leren, met vallen en opstaan’ (2020) een lastige leiderschapsstijl, die allerlei dilemma’s met zich meebrengt, zoals terughoudendheid versus actie en korte termijn versus lange termijn. Bovendien mag dienend leiderschap niet te zeer verabsoluteerd worden. ‘In essentie gaat het bij leiderschap om macht,’ schrijft hij: ‘je wilt immers dat iemand iets voor je doet. En in dat geval zijn er twee manieren om iets gedaan te krijgen: met kracht, op de ‘harde’ manier of met verleiding, op de ‘zachte’ manier. Geen van beide stijlen is goed of fout, want het hangt sterk af van de omstandigheden waarin een en ander plaatsvindt.’  

‘Innovatie Jij.nu’ is vooral een pleidooi voor sociale innovatie; niet alleen technologische, wat nog te vaak alle aandacht krijgt. De auteurs maken daarbij gebruik van allerlei wetenschappelijk onderzoek, dus wat zij zeggen, deugt. Maar ook wetenschappelijk onderzoek heeft zijn beperkingen, die onder meer veroorzaakt worden door de scope die gekozen wordt. Zo paste het blijkbaar niet in Volberda’s onderzoeksmodel ook te kijken naar de betekenis van een heldere purpose ofwel ‘het antwoord op de morele vraagstukken waarmee een organisatie in brede zin wordt geconfronteerd’ (Stamsnijder 2019). Ook daarover is intussen toch aardig wat gepubliceerd. 

Een heldere purpose is een belangrijke voorwaarde voor transactioneel organiseren, organiseren met het belang van de klant voor ogen, wat toch het uiteindelijke doel van innovatie is. In Volberda’s benadering is daarvoor geen plaats. Hij schrijft weliswaar over zelforganisatie, maar veel nieuws heeft hij daarover niet te melden. Dat geldt evenzeer voor dienend leiderschap. Wie op zoek gaat naar handvatten om beide paradigma’s in praktijk te kunnen brengen, moet dan ook verder zoeken. Dan kom je bijvoorbeeld uit bij het artikel dat Annemarie van Dalen bijdroeg aan ‘Meer dan de som der delen. Systeemdenkers over organiseren en veranderen’, het magnum opus dat vorig jaar onder redactie van Brechtje Kessener en Leike van Oss verscheen. Onder het kopje ‘Perspectief op anders organiseren: vijf samenhangende organiseerpatronen’ beschrijft zij, zonder het me zoveel woorden te zeggen, hoe je innovatie tot onderdeel van het dagelijks handelen kunt maken. Dat gaat ook over zelforganisatie en dienend leiderschap, maar dan wél met duidelijke, concrete tips.

 

Bert Peene is opleider en werkt daarnaast als journalist voor Managementboek Magazine en het VO Magazine.​​​​​
 



Artikel: Anticiperen, flexibel zijn en bewegen - door Louis Stiller (KaternPlus #5)

Wat betekenen de snelle technologische omwentelingen voor het onderwijs? Hoe moet je daarop anticiperen? En wat voor soort management is nodig binnen het voortgezet onderwijs om innovatief te kunnen blijven? Hoogleraar Henk Volberda schreef erover in zijn boek Innovatie Jij.nu.